top of page

De gouden eeuw

Arm en Rijk

Rembrandt leefde in de zeventiende eeuw. Dit was een tijd waarin het heel goed ging in ons land. Daarom noemen wij het de Gouden Eeuw. Maar niet iedereen had het goed. De bevolking was verdeeld in rangen en standen.
De hoogste stand was adel. Dat waren erg rijke families van hertogen, prinsen, graven en heren. Wie van adel was, hoefden zich geen zorgen te maken om geld. Dat was ook zo voor de geestelijken. Dit waren de mensen die een hoge baan hadden in de kerk, zoals bisschoppen en pastoors. Ook waren heel veel mensen burgers, waaronder Rembrandt. Ook onder hun waren grote verschillen. Mensen die veel geld verdienden, zoals Rembrandt met zijn schilderijen, waren de rijke burgers. Zij verdienden genoeg geld om van te leven. Sommige mensen hadden het nog slechter. Dat waren mensen zonder werk. Deze arme mensen trokken door het hele land, op zoek naar een goede baan. Ze moesten soms zelfs stelen of bedelen om niet dood te gaan van de honger.

De baas

In het begin van de zestiende eeuw hoorden Nederland, België en Luxemburg bij elkaar. Het gebied werd de Nederlanden genoemd. De Nederlanden waren verdeeld in gewesten, dat zijn een soort provincies. Over deze provincies regeerde vanaf 1555 de Spaanse koning Filips II. Hij wilde dat iedereen katholiek was. Mensen die een ander geloof hadden, noemde hij ketters. Filips liet ketters opsluiten en streng straffen. De Nederlanders moesten de Spaanse koning veel belasting betalen. De Nederlanders hadden helemaal niks te vertellen in hun land! Filips wilde dat overal in zijn rijk dezelfde regels en wetten golden. Haast niemand was het eens met hem. Veel mensen waren daarom protestants. Zij wilden vrij zijn om te doen en te geloven wat ze zelf wilden. Die protestanten gingen daarom samenwerken. Onder leiding van Willem van Oranje kwamen zij in opstand tegen de Spaanse koning. De Opstand duurde tachtig jaar(!). In 1648 werd Nederland eindelijk onafhankelijk. Ze waren voortaan een vrij land zonder koning: de Republiek der Verenigde Nederlanden.

De Handel

Dat het goed ging in Nederland kwam vooral door de handel. Al sinds de Middeleeuwen haalden Nederlandse kooplieden hout en graan uit de landen rond de Oostzee. De goederen werden opgeslagen in Amsterdam. Daar werden ze verkocht. Vervolgens werden ze vervoerd naar andere landen. Amsterdam was de stapelmarkt van Europa. De kooplieden zochten steeds nieuwe landen en gebieden om producten te kopen en te verkopen. Rond 1500 gingen Hollanders, net als de Portugezen en de Spanjaarden, op zoek naar onbekende gebieden. Door deze ontdekkingsreizen groeide de handel. Dat zorgde voor veel werk in andere bedrijven, zoals de scheepsbouw.



Rembrandt in de Gouden Eeuw

Rembrandt’s tijd was heel anders dan die van nu. Bijvoorbeeld:
Kant en klare verftubes waren helemaal niet te koop: je moest zelf je eigen verf maken. Ook was er geen elektriciteit of telefoon, geen plastic, geen waterleiding en geen riolering. Door het ontbreken van een waterleiding dronken de mensen in die tijd veel wijn en/of bier. Zelfs de kinderen! Want het water was in die tijd niet goed te drinken.
Ook hadden de mensen in die tijd geen vaste achternamen. De spelling van namen wisselde vaak. De ene keer hete hij Rembrant dan Rembrandt of Rembrandt en van Rijn, of van Ryn, of dan toch weer van Rhijn. Standaard maten en gewichten waren er ook niet in die tijd, de maten verschilden dan per stad of regio.

bottom of page